Genesis 38:16

SVEn hij week tot haar naar den weg, en zeide: Kom toch, laat mij tot u ingaan; want hij wist niet, dat zij zijn schoondochter was. En zij zeide: Wat zult gij mij geven, dat gij tot mij ingaat?
WLCוַיֵּ֨ט אֵלֶ֜יהָ אֶל־הַדֶּ֗רֶךְ וַיֹּ֙אמֶר֙ הָֽבָה־נָּא֙ אָבֹ֣וא אֵלַ֔יִךְ כִּ֚י לֹ֣א יָדַ֔ע כִּ֥י כַלָּתֹ֖ו הִ֑וא וַתֹּ֙אמֶר֙ מַה־תִּתֶּן־לִּ֔י כִּ֥י תָבֹ֖וא אֵלָֽי׃
Trans.wayyēṭ ’ēleyhā ’el-hadereḵə wayyō’mer hāḇâ-nnā’ ’āḇwō’ ’ēlayiḵə kî lō’ yāḏa‘ kî ḵallāṯwō hiw’ watō’mer mah-titen-llî kî ṯāḇwō’ ’ēlāy:

Algemeen

Zie ook: Pad, Straat, Weg, Schoondochter, Thamar (v. Juda)

Aantekeningen

En hij week tot haar naar den weg, en zeide: Kom toch, laat mij tot u ingaan; want hij wist niet, dat zij zijn schoondochter was. En zij zeide: Wat zult gij mij geven, dat gij tot mij ingaat?


Vertaalnotities

Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
    Zie hier over het gebruik van de interlineair.

וַ

-

יֵּ֨ט

En hij week

אֵלֶ֜יהָ

tot

אֶל־

haar naar

הַ

-

דֶּ֗רֶךְ

den weg

וַ

-

יֹּ֙אמֶר֙

en zeide

הָֽבָה־

Kom

נָּא֙

toch

אָב֣וֹא

ingaan

אֵלַ֔יִךְ

laat mij tot

כִּ֚י

want

לֹ֣א

niet

יָדַ֔ע

hij wist

כִּ֥י

dat

כַלָּת֖וֹ

zijn schoondochter

הִ֑וא

zij

וַ

-

תֹּ֙אמֶר֙

was. En zij zeide

מַה־

Wat

תִּתֶּן־

zult gij mij geven

לִּ֔י

-

כִּ֥י

dat

תָב֖וֹא

mij ingaat

אֵלָֽי

gij tot


En hij week tot haar naar den weg, en zeide: Kom toch, laat mij tot u ingaan; want hij wist niet, dat zij zijn schoondochter was. En zij zeide: Wat zult gij mij geven, dat gij tot mij ingaat?

____

Koop nu

Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!